PEULVRUCHTEN

 

De bonenfamilie is groot en divers. Een gebruikelijke indeling is de volgende:

 

- Tuinbonen (er zijn wit- en roodbloeiende soorten)
- Stambonen (naaldbonen, sperzie- of prinsessenbonen, snijbonen)
- Stokbonen (spekbonen, stokslabonen, droogbonen)
- Pronkbonen (klimmende boon, jong als snijboon, later als droogboon eten)

 

 

 

 

 

 

Alle bonen behalve pronkbonen zijn zelfbestuivend.

 

Je kunt elk jaar wat bonen drogen om het jaar daarop als zaaigoed te gebruiken.

 

Alle leden van de bonenfamilie houden van diepbewerkte, losse en niet te zure grond en een goede maar niet overdreven bemesting.

 

Buiten zaaien kan in de tweede helft van mei, binnen natuurlijk al eerder en dan kun je de bonen ook weer vanaf die tweede helft van mei uitplanten.

 

Stambonen zijn lage struikjes, die geen ondersteuning behoeven.

 

Stok- en pronkbonen moeten wel ondersteund. Ze kunnen een hoogte van meer dan 2,5 meter bereiken.

 

Bonen worden in wisselteelt gekweekt. Pas na minimaal vier jaar mag je bonen weer op hetzelfde perceel zetten. In het rotatiesysteem komen ze na de kolen.

 

Lage bonensoorten, (stambonen) kunnen ook prima in een pot worden gekweekt.

 

Erwten en peulen hechten zich met prachtige tere hechtranken en hebben dus niet genoeg aan bamboestokken. Zet ze langs kippengaas of rijshout (snoeihout van bijvoorbeeld hazelaar of wilg).

 

Erwten zijn er in twee soorten: gladde en kreukerwten. De gladde zijn vooral geschikt voor de vroege teelt, de kreukerwten zaai je later in het seizoen.

En dan zijn er ook nog een hoge, halfhoge en lage rassen. Het verschil daartussen zit ‘m vooral in de behoefte aan ondersteuning.

 

Kapucijners zijn weer een subrasje van de erwt, ze bloeien prachtig lila en de peulen zijn donkerpaars.

 

Tuinbonen kunnen al heel vroeg de grond in. Bij een goed voorjaar al in februari. Ze houden anders dan de andere bonen van goed bemeste, kalkrijke grond.

Zaai ze vrij diep ter plaatse in de volle grond, of al in de voorgaande herfst of het hele vroege voorjaar in binnen in potten (bij een lage temperatuur, een graad of 12).

Geef de planten ondersteuning van stokken. Behalve de wit/zwart bloeiende soorten is ook een aantal mooi roze/rood bloeiende rassen te krijgen. Die geven wel dezelfde groenige tuinboon.

Oogst tuinbonen jong, dan zijn ze het lekkerst.

 

Er zijn vreselijk veel bonen om uit te kiezen, hoog, laag, stam, stok, pronk, en dan hebben we het nog niet over exotischer soorten als sojabonen, vleugelbonen, adukibonen en dergelijke.

Wat je ook kiest, bonen staan altijd mooi in de moestuin. Vooral pronkbonen bloeien prachtig en van de borlotti’s zijn juist de peulen weer beeldschoon.