AARDAPPELEN


In Nederland zijn aardappelen nog steeds een belangrijk deel van de hoofdmaaltijd. Stamppotten en puree, gekookt, gebakken, gefrituurd of geroosterd, we verorberen er kilo’s van.

Er is dan ook een groot aanbod op de markt. De aardappelen die je in overvloed kunt kopen zijn dan ook eigenlijk bijna niet de moeite waard om zelf te verbouwen.

 

Maar er is meer. Er zijn juweeltjes van aardappelen die uitzonderlijk lekker smaken en daar hoef je maar een paar planten van te hebben. Dan haal je je bio-bintjes gewoon bij de supermarkt.

 

Aardappelen kun je op een paar manieren indelen. De eerste is:

- vroege aardappelen (niet lang bewaren)

- middelvroege/middellate aardappelen

- late aardappelen (lang bewaren)

 

De andere is:

- vastkokend

- kruimig of bloemig

 

Aardappelen groeien het best op goed bemeste, niet te kalkrijke grond, die bovendien goed los is gemaakt. De planten moeten ruim uit elkaar staan om zoveel mogelijk licht en lucht te hebben.

 

De meeste aardappelen, zeker de latere soorten, worden in het groeiseizoen één of tweemaal aangeaard. Zo vormen zich meer knollen en wordt voorkomen dat de aardappelen groen worden.

 

De aardappel is een goede pioniersplant. De knollen maken de grond los en bij voldoende aanaarden heeft onkruid weinig kans.

Het is dan ook een uitstekend gewas om als eerste te telen als je net een nieuwe (verwaarloosde) (volks)tuin hebt. De gewassen erna zullen je dankbaar zijn.

 

Vroege aardappelen laten zich ook uitstekend in potten of zakken kweken. Begin met een laag van 10cm aarde, leg er de uitgelopen aardappelen op, bedek met 5cm grond en aard nog tweemaal aan (bij 10cm plant en bij 20cm plant).

 

Aardappelen moeten voor ze geplant worden kiemen. Dat doe je door ze in platte bakjes of  oude eierdozen bij ongeveer 10°C een paar weken op een zo licht mogelijke plek te zetten.

Als het goed is vormen zich in die tijd uitlopers op de ‘ogen’ van de aardappels. Aardappels met minimaal drie uitlopers zijn geschikt om te poten.

 

Vroege aardappelen laat je vanaf januari/februari kiemen. Kijk wel een beetje naar het weer. Zolang de grond nog koud en nat is kunnen de aardappelen nog niet naar buiten.

 

Bescherm vroeg gepootte aardappelen goed tegen nachtvorst en zorg dat ze niet te nat staan. Maak eventueel een verhoogd walletje.

 

Aardappelen zijn behoorlijk gevoelig voor ziekten en plagen. Vooral de beruchte aardappelziekte kan heel snel om zich heen grijpen. Er verschijnen dan bruinzwarte vlekken op blad en stelen. Verwijder aangetaste delen onmiddellijk en gooi ze weg, niet op de composthoop.

 

Voorkom de ziekte zoveel mogelijk door te zorgen dat er genoeg droge lucht tussen de planten kan circuleren en geef ze vooral niet teveel stikstof (N) omdat zich dan teveel blad ontwikkelt.

 

Zet aardappelen niet in de buurt van tomaten. De planten behoren tot dezelfde familie en aardappelziekte komt dan ook bij beiden voor. Teel ook niet vaker dan eens in de vier jaar aardappelen op de zelfde plek.

 

Geef aardappelen wat extra kalium (K), dat is goed voor een evenwichtige waterhuishouding, voor de zetmeelontwikkeling en voor een goede ontwikkeling van de knollen.

 

In een rotatieschema komen aardappelen na wortel- en knolgewassen.